Experimenteren met ándere boomsoorten
Het aanplanten van nieuwe bomen levert vaak flink wat hoofdbrekens op. ‘De juiste boom op de juiste groeiplaats’ is het credo, maar… vind die juiste boom maar eens! Elke soort heeft immers zijn eigen specifieke eigenschappen, ‘wensen’ eigenlijk, en daar heb je steeds rekening mee te houden. Ook spelen er nog andere factoren, zoals soortgebonden ziekten en aantastingen. Vele hoofdbrekens dus… hoe ga je daar als beheerder mee om? Hoe bepaal je je sortimentskeuze, en ook: hoe avontuurlijk durf je te zijn?
Vooral in stedelijk gebied, waar soms maar weinig ruimte beschikbaar is voor bomen, staan de wensen en eisen van de boom vaak haaks op de beperkte mogelijkheden. Denk maar aan knelpunten als ruimtegebrek, een beperkte bodemkwaliteit, kabels en leidingen, een slechte ontwatering… Bekende problemen natuurlijk, maar de beheerder loopt er wel voortdurend tegenaan. Daar komt bij dat allerlei ziekten en aantastingen flink om zich heen lijken te grijpen. We worden geconfronteerd met essentaksterfte, kastanjebloedingsziekte, prachtkevers, eikenprocessierupsen, schildluizen, iepziekte, Massaria… Vaak zijn deze aandoeningen gebonden aan een bepaalde soort, en wanneer die soort als monocultuur is aangeplant, kan het een behoorlijk groot probleem worden.
Terughoudend
Bij een nieuwe ziekte of aantasting is het niet meer dan logisch dat beheerders terughoudend worden met het aanplanten van de getroffen boomsoort. Veel beheerders planten bijvoorbeeld geen iepen, essen of kastanjebomen meer aan. Begrijpelijk, maar de kwekerijwereld zit ook niet stil en ontwikkelt steeds meer ‘resistente’ soorten. Zo zijn er inmiddels diverse resistente iepen op de markt, bijvoorbeeld Ulmus ‘New Horizon’ en Ulmus ‘Frontier’. Deze laatste heeft als enige iep een rode herfstkleur en wordt bovendien niet geplaagd door ent-onderstamproblemen. Verder blijkt Ulmus laevis, de fladderiep, nauwelijks vatbaar te zijn voor de iepziekte. De iepenspintkever ‘lust’ deze boom gewoonweg niet, dus krijgt de ziekteverwekker ook geen kans. Wel staat de fladderiep erom bekend dat de kroon letterlijk alle kanten op kan ‘fladderen’ – het is nog vrij lastig een rechte doorgaande spil te vormen. Maar met een beetje goede wil kan de fladderiep uitgroeien tot een imposante boom die uitermate geschikt is voor parken en (landschappelijke) laanbeplantingen.
Ander beeld
Ook voor de kastanjebomen geldt dat bepaalde soorten minder ziektegevoelig zijn. Enkele voorbeelden hiervan zijn Aesculus indica en Aesculus flava. Vooral Aesculus flava ‘Vestita’ springt in het oog, deze variëteit blijkt in de praktijk nauwelijks te worden aangetast door de kastanjebloedingsziekte. De boom – bij ons gele pavia genoemd – bloeit in mei en vormt gele, pluimvormige bloemen. Juist deze bijzondere voorjaarstooi geeft nét even een ander beeld. Andere gunstige eigenschappen zijn dat de boom verharding goed verdraagt, winterhard is en zich leent voor het stedelijk klimaat. Wel is het van belang deze soort aan te planten op een niet al te winderige standplaats, de takken zijn namelijk relatief breukgevoelig. En verder is het gebruik van strooizout bij deze boom uit den boze – ook iets om rekening mee te houden.
Avontuur
Met de genoemde iepen en kastanjebomen zijn we nog enigszins binnen de ‘gebaande paden’ gebleven. Maar als we nu echt eens iets anders willen, gewoon eens experimenteren met niet-alledaagse soorten die de moeite waard zijn? Dat kan, maar dan moeten we natuurlijk wél het credo voor ogen houden: ‘de juiste boom op de juiste groeiplaats’. Is er bovengronds voldoende ruimte, heeft de bodem de juiste kwaliteit, zijn de omstandigheden niet te nat of te droog? Hoe zit het met aandachtspunten als verharding, kabels en leidingen en – niet onbelangrijk – de eventuele overlast die de boom met zijn bladeren en vruchten kan veroorzaken? Als we dit allemaal in ons achterhoofd houden, kunnen we ‘op avontuur gaan’. Laten we eens wat van die niet-alledaagse soorten onder de loep nemen.
Sierwaarde
Een goed voorbeeld is Nyssa sylvatica, de zwarte tupeloboom. In de bebouwde omgeving zul je deze soort slechts een enkele keer tegenkomen. De boom heeft een bijzonder mooie herfstkleur met fel oranjerode en gele tinten, afhankelijk van de grondsoort. Een hoge sierwaarde dus, wat deze soort vooral geschikt maakt voor parken maar zeker ook als straatbeplanting. Van nature groeit de boom op moerassige plaatsen. Met natte omstandigheden heeft hij dus geen moeite, maar ook op minder vochtige plekken functioneert hij prima. Gelet op deze gunstige eigenschappen verdient Nyssa sylvatica zeker meer aandacht dan hij nu krijgt!
Nyssa sylvatica: felle tinten
Geel, rood en purper
Een andere interessante boomsoort is Parrotia persica, bij ons bekend als (Perzisch) ijzerhout. De cultivar ‘Vanessa’ heeft een rechte stam en is daardoor bij uitstek geschikt voor lanen en groenstroken. De afbladderende schorsplaten hebben – met name bij oudere bomen – een hoge sierwaarde. Opvallend bij deze soort is ook weer de fraaie herfstverkleuring met veel geel, rood en purper. Daarnaast heeft de boom een mooie bloeiwijze, vooral de felrode helmknoppen springen in het oog. Aangezien Parrotia persica ook nog eens goed bestand is tegen natte en winderige omstandigheden, kan een beheerder met deze soort alle kanten op.
Variatie
En zo zijn er nog allerlei soorten te noemen die meer aandacht verdienen – we denken bijvoorbeeld aan Broussonetia papyrifera met zijn aparte bladvorm, of Gymnocladus dioica, bij ons bekend als doodsbeenderenboom. Bijzonder is ook Tetradium daniellii, de bijenboom, die met zijn geelwitte, pluimvormige bloemen als een echte ‘bijenmagneet’ geldt. Ten slotte noemen we nog Tilia mongolica, de Mongoolse linde met zijn fraaie bladvorm. Door eens met dergelijke soorten te experimenteren, ontdek je nieuwe mogelijkheden en werk je aan meer variatie in je bomenbestand. En dat is niet verkeerd, zeker niet nu we moeten constateren dat een eenzijdige sortimentskeuze vooral leidt tot kwetsbaarheid. Ziekten en aantastingen willen we geen kans geven – juist daarom zeggen wij: plant eens een ándere boom!