Wat doen verschillende granulaten? Groeiplaatsonderzoek in Amsterdam laat de verschillen zien.

15-04-2021
Onderzoeksmethoden
Geschreven door Melissa Weurman

In het westelijk havengebied van Amsterdam, aan de Abidjanweg, staan 180 iepen strak in het gelid. 23 rijen van 8 bomen, 6 meter uit elkaar. In kleine groeiplaatsen, afgewerkt met bestrating en grind. Het is de proefopzet van een grootschalig onderzoek naar de werking van verschillende granulaten: groeimediums die speciaal zijn ontwikkeld om bomen in de stad groeiruimte te bieden onder de bestrating. 5 jaar lang worden de bomen én hun groeiplaatsen uitgebreid gemonitord. Edwin Peterse verzorgt namens Bomenwacht Nederland de projectleiding: “Na 2 jaar zien we al grote verschillen.”

Stenen en voedingsstoffen

Om bomen in de stad genoeg ruimte te bieden moeten ze kunnen wortelen onder de bestrating.  Er zijn allerlei systemen en substraten op de markt om op de zwaarst belaste plekken wortels te kunnen laten groeien. Zoals granulaat, een mengsels van stenen en fijner materiaal.  Granulaten zijn er in vele soorten van verschillende fabrikanten, maar de basis is hetzelfde: het harde, stenige deel geeft stevigheid en voorkomt bodemverdichting, het fijne deel bevat voedingsstoffen.

Wisselend resultaat

Vaak gaat het goed, maar soms groeien bomen niet goed of ontstaat toch bestratingsopdruk omdat ze niet diep genoeg kunnen wortelen. Vaak is lastig te achterhalen waardoor dat komt. In de proef worden verschillende granulaten daarom 5 jaar lang vergeleken, onder dezelfde omstandigheden en met hetzelfde type bomen. Doel is om uit te vinden hoe verschillende granulaten werken en hoe voedingsstoffen worden vrijgemaakt. Belangrijke kennis, waarmee gemeenten gerichter kunnen bepalen welk granulaat ze waar toepassen.

Kleine groeiplaatsen, snelle groeiers

Edwin Peterse verzorgt namens Bomenwacht Nederland de projectleiding. Onder zijn supervisie zijn in 2019, in het westelijk havengebied, 180 iepen (Ulmus ‘Rebona’) aangeplant. De bomen staan in plantvakken van 2 x 2 meter met daarin 15 verschillende groeimediums:  12 soorten granulaat (waarvan 1 met drukverdelende laag), bomenzand (1 keer met en 1 keer zonder drukverdeling) en, ter referentie, ‘gewone’ bomengrond. “De groeiplaatsen hebben we expres klein gemaakt”, vertelt Edwin, “zodat je snel een beeld krijgt van de verschillen. Raken voedingsstoffen snel op, worden ze langzaam of juist snel afgegeven? Bij een snelgroeiende bomensoort in een kleine groeiplaats ga je dat soort verschillen snel zien.”

Gedegen aanpak

Het onderzoek gaat vooral over het boombiologische aspect. Het mechanische aspect, de rol van (verkeers)belasting, is op deze locatie niet goed te onderzoeken. De groeiplaatsen zijn allemaal aangelegd met dezelfde, juiste verdichting (97%). Daarvoor zijn alle granulaten uitgebreid in het lab geanalyseerd en getest. Er is gekeken naar de samenstelling, maar ook naar de beste manier om ze te verwerken. “De specificaties van de fabrikant zijn niet gericht op dit soort kleine groeiplaatsen”, zegt Edwin. “En we willen overal tot dezelfde mate van verdichting komen, zodat de verschillen echt aan de samenstelling van het granulaat liggen en niet aan de manier van toepassen.”

Monitoring

Na de aanleg, in 2019, is gecheckt of de mate van verdichting aan de eisen voldoet en is bij de bomen een nulmeting uitgevoerd. Vervolgens worden de bomen 5 jaar lang gemonitord door een team van experts. Jaarlijks worden alle gangbare aspecten van groei en conditie opgenomen en geanalyseerd, ook vinden uitgebreide bladanalyses in het lab plaats. De zuurstof- en vochthuishouding worden constant gemonitord met sensoren. De beworteling wordt onderzocht en aan het eind van het onderzoek bij een aantal groeiplaatsen beworteling en substraat geanalyseerd.

Elk granulaat heeft zijn voor- en nadelen

“We zien na 2 jaar al grote verschillen”, zegt Edwin. “Sommige bomen doen het heel goed, sommige minder en er zijn er ook bij die op bepaalde aspecten goed scoren en op andere slechter. Je kunt niet zeggen dat er 1 ‘beste’ granulaat is. Eigenlijk kun je voor elke samenstelling wel voor- en nadelen opnoemen. Sommige substraten bevatten veel meststoffen, dat zijn de knallers in de opstartfase maar misschien minder geschikt voor de lange termijn. Granulaat op basis van klei lijkt behoorlijk dicht, maar klei kan wel weer goed voedingsstoffen binden. Sommige granulaten met voedingsgrond hebben veel poriën, maar dan kan het zijn dat de boom de voedingsstoffen snel opgebruikt. Kortom: het ligt eraan waar en waarvoor je het wilt toepassen, en op welke plek. Het mooie van dit onderzoek is dat het handvatten geeft om gericht een keuze te maken, afhankelijk van de locatie, boomsoort en wat je belangrijk vindt.”

Verder onderzoek

De proef vindt plaats op 1 locatie, met specifieke omstandigheden.  Edwin: “In Amsterdam is het vrij nat, met een hoge grondwaterstand. In drogere gebieden bijvoorbeeld zijn misschien juist granulaten nodig die goed vocht vasthouden. Dat aspect komt hier minder aan de orde. Verder duurt de proef maar 5 jaar. Het geeft vooral veel kennis over de opstartfase, terwijl het ook interessant is om over een (veel) langere periode te kijken wat granulaat doet.” Mede daarom is uitdrukkelijk het doel om het onderzoek uit te breiden met praktijkproeven op locatie, in verschillende gemeentes. “We willen daarom andere gemeentes in andere delen van het land te betrekken. We gaan op verschillende plekken bestaande groeiplaatsen met granulaat onderzoeken. Dat geeft interessante informatie over hoe het granulaat is verwerkt en hoe bomen zich erin ontwikkelen.”

Deel dit bericht via:
Nieuwsbrief

Op de hoogte blijven van wat Bomenwacht Nederland doet? Schrijft u zich dan nu in voor de nieuwsbrief.