Moeten bosrijke gemeenten de bomenverordening aanpassen?

15-06-2015
Bomenbeleid, Kwaliteit en regelgeving
Geschreven door Susanne Driessen

Met de Wet opheffing bedrijfslichamen zijn alle productschappen, waaronder het Bosschap, per 1 januari 2015 opgeheven. Dit heeft gevolgen voor de mogelijkheid van gemeentebesturen om regels te stellen voor de bescherming van houtopstanden: er geldt nu een generieke beperking ten aanzien van grote bossen buiten de bebouwde kom. Mogelijk moeten gemeenteraden hun bomenverordening hierop aanpassen. Over dit onderwerp laten wij onze gastauteur mr. drs. Hugo Doornhof, van AKD advocaten & notarissen te Amsterdam, graag aan het woord:

Een gemeenteraad kan via een verordening bepalen dat er een vergunning of ontheffing vereist is om houtopstanden te (laten) vellen. In de daartoe vast te stellen bomen- of kapverordening moeten omschrijvingen worden opgenomen van ‘vellen’ (waarbij het in het bijzonder gaat om kappen), ‘houtopstand’ (een ruimer begrip dan ‘boom’) en ‘boom’ (met onder andere een minimale dwarsdoorsnede van de stam). Vervolgens moet worden bepaald voor welke houtopstanden een ontheffing of een vergunning nodig is en welke toetsingsgronden daarvoor gelden. Dergelijke regels worden in plaats van in een zelfstandige verordening vaak opgenomen in een apart gedeelte van de APV.

Lokale regels

De bevoegdheid om decentraal regels te stellen is echter niet onbeperkt. In artikel 15 lid 2 van de Boswet staat namelijk dat Provinciale Staten en de gemeenteraad niet bevoegd zijn regels te stellen ter behoud en bescherming van niet-geknotte populieren en wilgen op landbouwgronden, vruchtbomen en windschermen om boomgaarden, fijnsparren met bestemming kerstbomen en ander kweekgoed. Op grond van het derde lid van artikel 15 zijn deze twee bestuursorganen ook niet bevoegd regels te stellen tot behoud en bescherming van bossen en andere houtopstanden buiten de bebouwde kom. Dit tenzij het gaat om houtopstanden op erven en in tuinen, houtopstanden die als zelfstandige eenheid een oppervlakte beslaan kleiner dan of gelijk aan 10 are en tot maximaal 20 bomen in een rijbeplanting. De in de Boswet opgenomen verplichtingen om het voornemen tot vellen aan de Minister van Economische Zaken te melden en voor herplant te zorgen (artikelen 2 en 3), gelden namelijk niet voor de laatstgenoemde houtopstanden. Dus kunnen daarvoor in beginsel wel lokale (kap)regels via de bomenverordening worden vastgelegd.

Wijziging boswet

Dat lokaal in het algemeen geen regels mogen worden gesteld voor bossen buiten de bebouwde kom is nieuw. Tot eind 2014 was dit op grond van de genoemde Boswetbepaling niet geldig voor houtopstanden van bosbouwondernemingen buiten de bebouwde kom en Staatsbosbeheer. De regeling in de Boswet werd voor de bescherming van deze houtopstanden in combinatie met de publiekrechtelijke bevoegdheid van het Bosschap voldoende geacht; gemeenten zouden zich daar niet mee moeten bemoeien. Met de Wet opheffing bedrijfslichamen zijn echter alle productschappen, waaronder het Bosschap, per 1 januari 2015 opgeheven en daarmee is ook haar register verdwenen. In plaats van het verbod om bijvoorbeeld een kapvergunning voor te schrijven voor bossen van geregistreerde bosbouwondernemingen, geldt nu een generieke beperking van de bevoegdheden van gemeenten (en provincies) om regels te stellen over de bescherming van houtopstanden die al worden beschermd door de Boswet, dat wil zeggen: een zelfstandige eenheid vormende houtopstanden op een oppervlakte groter dan 10 are en bomen in een rij, meer dan 20, alles buiten de bebouwde kom.

Noodzaak aanpassen gemeentelijke kapverordening?

In vele lokale verordeningen wordt ervan uitgegaan dat het register van het Bosschap nog altijd voorhanden is, terwijl dit vanaf 1 januari jongstleden niet meer zo is: de beperking is niet langer gekoppeld aan het register. Dit betekent dat een aantal gemeentelijke verordeningen moet worden gewijzigd. Deze zullen moeten aansluiten bij het algemeen voor gemeenteraden geformuleerde verbod om een vergunningstelsel voor te schrijven voor grotere bossen in het buitengebied.

Dat de (bomen)verordening niet langer bescherming kan bieden voor alle houtopstanden binnen het gemeentelijk grondgebied (afgezien van Staatsbosbeheer), kan positief worden opgevat vanuit de gedachte om met het oog op een beperking van de lasten voor burgers en bedrijven een stapeling van regels en verordeningen te voorkomen. Toch kan de wens leven om de reikwijdte van een lokale kapvergunningplicht zo groot mogelijk te laten zijn. Een idee is dan om de grenzen van de bebouwde kom (Boswet, artikel 1 lid 5) zo groot mogelijk vast te stellen en deze zelfs te laten samenvallen met de gemeentegrens. Vanwege bestaande jurisprudentie moet een gemeentebestuur er echter wel voor zorgen dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur hierbij niet worden geschonden.

Ten slotte is het natuurlijk zo dat gemeenten hoe dan ook kunnen beslissen om, uit oogpunt van behoud en beheer van waardevolle houtopstanden die zij zelf in eigendom hebben, deze niet te (laten) kappen.

Profiel mr. drs. Hugo Doornhof
Publicaties mr. drs. Hugo Doornhof

Deel dit bericht via:
Nieuwsbrief

Op de hoogte blijven van wat Bomenwacht Nederland doet? Schrijft u zich dan nu in voor de nieuwsbrief.