5 aandachtspunten bij (her)inrichting met bomen
Er is steeds meer aandacht voor het belang van bomen bij de (her)inrichting van een gebied. Waren ze vroeger de sluitpost: de ‘groene aankleding’, nu is er vaak in het begin van het ontwerptraject al aandacht voor bomen. Maar hoe doe je het in één keer goed, met bomen, die zonder ‘gedoe’ lang kunnen blijven staan en gezond oud kunnen worden? 5 aandachtspunten van Simen Brunia, initiatiefnemer van bomenbieb.nl en hoofddocent van het traineeship ‘Bomen in Stedelijke Omgeving’ van BomenCampus.
1. Zet ze in het groen
“We zitten in Nederland nog steeds vast in het idee van straten met aan 2 kanten bomen, vaak in de stoep. Zo is dat jarenlang gedaan. Maar is dat nog wel verstandig? Een boom heeft ruimte nodig om te wortelen, bij voorkeur in open grond. Als je gaat herinrichten is het dus beter om bomen in een ruime groenstrook te zetten. Daarmee voorkom je ook wortels op ongewenste plaatsen, wat je vaak ziet bij bomen van 50, 60 jaar oud. Kortom: creëer goede plekken waar bomen zonder veel gedoe oud kunnen worden. Dus geen boom van 1000 euro in een plantvak van 100 euro; maar liever een plantvak van 1000 euro met een boompje van 100 euro dat daarin gezond oud kan worden – daar heb je veel meer aan.”
2. Liever kwaliteit dan kwantiteit
“Mensen staren zich vaak blind op aantallen bomen. Als er een nieuwe wijk wordt ontworpen, worden er snel groene stipjes op een kaart gezet. Met daarbij de gedachte: hoe meer bomen hoe beter. Ook bij herinrichting zie je dat: als er eerst 40 bomen stonden willen mensen ook 40 bomen terug. Maar het is beter om in te zetten op goede bomen dan op veel bomen. Beter 20 bomen op de juiste plek, die daar gezond oud kunnen worden, dan 40 bomen die staan te kwijnen.”
3. Kies voor toekomstbestendige soorten – en kijk daarbij verder dan de usual suspects
“Kies voor toekomstbestendige soorten – soorten die redelijk tegen droogte kunnen, maar ook af en toe natte voeten kunnen verdragen. Als je nagaat dat er meer dan 1000 verschillende soorten en cultivars zijn, dan zit er altijd wel een boom tussen die past. Van 2 meter tot 40 meter hoog, van 1 tot 30 meter breed, kleurend, bloeiend. De keuze is reuze! In de praktijk zie je dat ontwikkelaars, beheerders of boomeigenaren vaak veilige keuzes maken. Soorten die ze al kennen, waar in de praktijk goede ervaringen mee hebben. Juist geen soorten die gevoelig zijn voor ziektes of takbreuk, zoals essen, iepen of populieren – terwijl er allerlei ondersoorten zijn die die gevoeligheid niet hebben. Begrijpelijk, maar als je het altijd blijft doen zoals we het 20 jaar geleden deden, dan komen we nooit een stap vooruit. Niet heel veel mensen hebben een gedegen assortimentskennis. Maar win informatie in, blijf je verdiepen!”
4. Kies voor diversiteit
“Voor veel beheerders of degenen die een beplantingsplan opstellen is gevoeligheid voor ziektes een belangrijke overweging. Je wilt niet dat het hele beheerbudget opgaat aan kappen en vervangen van zieke bomen – dat heeft bij veel beheerders tot trauma’s geleid. Dit soort ‘beheerderstrauma’s’ vooral het gevolg van de monocultuur die vroeger veel meer werd toegepast. Het doet pijn als je bomenbestand voor 50% uit platanen bestaat met massaria, of als je lange lanen van honderden essen met essentaksterfte moet kappen. Gelukkig is er de laatste jaren meer aandacht voor diversiteit: het aanplanten van verschillende soorten door elkaar. Als je dan een paar bomen in zo’n structuur moet kappen – er kunnen altijd weer nieuwe ziektes ontstaan – dan doet dat minder pijn.
Daarbij hoort ook: probeer af te stappen van de strakke verbanden – strakke lijnen, gelijke afstanden. Kies voor de mogelijkheid om te ‘strooien’; bomen in een wat losser verband, verspringend, met verschillende soorten door elkaar. Als er dan een paar tussenuit gekapt moeten worden, mis je die veel minder.”
5. Maak van ‘inheems’ geen dogma
De laatste tijd wordt vaak gepleit voor inheemse soorten. Exoten zijn uit de mode. Inheemse bomen hebben natuurlijk voordelen: ze zijn goed voor de ecologie en de biodiversiteit omdat ze van nature voorkomen in samenhang met andere inheemse soorten. Maar hoe stedelijker het gebied, hoe harder het leven voor een boom. En hoe belangrijker het wordt dat die boom tegen een stootje kan. Daarbij verandert het klimaat. Dus waarom dan niet óók kiezen voor iets ‘Fransere’ bomen, bij wijze van spreken: bomen uit een net iets drogere en warmere klimaatzone. Of specifieke ‘bijenbomen’ die dan wel niet inheems zijn, maar wel een doel dienen voor de biodiversiteit. Je moet het natuurlijk niet zoeken in extremen: we willen niet heel Nederland vol zetten met palmen of olijven. Maar je hoeft van de stad ook geen arboretum te maken.
Tot slot: durf te experimenteren!
Investeer in kennis voor de toekomst! Het vakgebied ontwikkelt zich constant. Kijk breder dan wat je al weet. Blijf je afvragen waarom, blijf kritisch. Investeer in kennis over boomsoorten. En durf te experimenteren. Soms lukt het niet, maar daar leer je van. En dat is nodig.